Category:

Nadjezda Mandelstam

juli 17th, 2015 by

Nadjezda Mandelstam behoort tot de bijzonderste persoonlijkheden van onze eeuw, omdat zij beschikte over het vermogen tot onderscheiding en het herstel van de betekenis van woorden tot haar levensopdracht heeft gemaakt. Haar twee delen Memoires mogen we beschouwen als een van de scherpzinnigste kritieken op de twintigste eeuw.

 

Vrijheid, zo had zij van haar vriendin de dichteres Anna Achmatova geleerd, wordt al te vaak verward met eigenzinnigheid, met: doen en laten wat een mens zelf goed dunkt. Maar eigenzinnigheid is geen vrijheid. Vrijheid is veeleer het omgekeerde en wordt verkregen door wie in staat is zich los te maken, zich te bevrijden van zijn duistere opwellingen. Vrijheid, zo vervolgt ze, is gegrondvest op een morele wet, eigenwaan daarentegen is het resultaat van het overspel der hartstochten.

 

Zij leerde ook dat doel en zin in het leven niet hetzelfde zijn. We stellen ons een doel – of we laten ons een doel stellen – maar met dat doel wordt de zin van het leven zelden gevonden.

 

Even wijs is het onderscheid dat ze maakt ten aanzien van het begrip conservatisme. Cultuur kan niet zonder conservatisme – naast het nieuwe dat evenzeer noodzakelijk is –, omdat cultuur bestaat bij de gratie van de waarden die zijn bewaart en oplevert. Politiek daarentegen mag niet conservatief zijn in die zin dat de samenleving nooit mag berusten in een werkelijkheid die al te vaak tekort schiet ten opzichte van de culturele waarden die zij dient te realiseren.

 

Het verleden, in de vorm van tradities of mythen, is een grote maar nimmer ongevaarlijke macht. Veel van onze wijsheid is een geschenk van het verleden en het is dom om dat te negeren. Maar een traditie of mythe kan alleen van waarde zijn indien er een voortdurende kritische dialoog is met de eisen en inzichten van onze tijd. Of zoals Nadjezda Mandelstam het verwoordde: het verleden moet bewaard en gekend zijn, maar als ons handelen moet op de toekomst gericht zijn.

Aanbevolen

Nadjezda Mandelstam, Memoires, 1971,

Nadjezda Mandelstam, Tweede boek, 1973.

 

Vincent van Gogh

juli 17th, 2015 by

Kunst wil ons iets laten zien dat we niet eerder hebben gezien. Kunst kan ons waarheid tonen, ervaringen van anderen invoelbaar laten zijn. Het kan ons ook een volmaaktheid tonen, opdat wij ons bemoedigd weten de kloof tussen wat er is en wat er zou moeten zijn, tussen werkelijkheid en waarheid, te overwinnen. Zo schenkt zij hoop en vertroosting.

 

Op zijn wijze verwoordde Vincent van Gogh deze visie als hij in een brief schrijft: ‘Ach, waarde broer, soms weet ik zo goed wat ik wil. Ik kan in het leven en ook bij het schilderen wel zonder God, maar ziek als ik ben, kan ik niet zonder iets wat groter is dan ik, iets wat mijn leven is: scheppingskracht. En als je, lichamelijk beroofd van die kracht, gedachten probeert voort te brengen in plaats van kinderen, dan ben je op die manier toch een deel van de mensheid. En in een schilderij zou ik iets troostends willen zeggen zoals muziek.’

 

Deze levenshouding is voor mij het meest treffend verbeeldt door Van Gogh in zijn schilderij Roman-lezeres. In de brief, ditmaal naar zijn zus, waarin hij schrijft dat hij dit schilderij gemaakt heeft, meldt hij ook dat, aangemoedigd door zijn vriend Paul Gauguin, de afgebeelde vrouw een product van zijn verbeelding is. In een door de zon verlichte ruimte zien we een prachtige boekenwand waartegen op een ladder gezeten, een jonge vrouw vol aandacht een boek zit te lezen. Het is het interieur van een boekhandel met de boekverkoopster. In een van zijn vroege brieven schrijft van Gogh: ‘Zo dikwijls in het verleden heeft een bezoek aan een boekwinkel mij opgewekt en herinnerd dat er goede dingen in de wereld zijn.’ Daar zal hij haar hebben getroffen, op een rustig moment wanneer er geen klanten zijn.

 

Wat Van Gogh – onder de schilders de meest gepassioneerde lezer en boekenvriend – met haar laat zien, is wat een boek is, wat lezen is. En dat is de gewaarwording van echt vrij zijn, in een andere wereld verkeren waartoe de bestaande – met al zijn lawaai, stoornis, trivialiteit en onzin – geen toegang tot heeft. Het is de ervaring van het goede, nimmer teleurstellende gesprek; vragen stellen en antwoorden krijgen; delen van je diepste ervaringen en emoties. Er is een vriendschap, ware liefde.

 

Aanbevolen

Vincent  van Gogh, De brieven. De volledige, geïllustreerde en geannoteerde uitgave, 2009.

 

Leone Ginzburg

juli 17th, 2015 by

Leone Ginzburg groeit op in Italië als zoon van een Russisch-joodse familie, die vlak na zijn geboorte in 1909 door de onrustige politieke situatie Odessa ontvlucht. Tweetalig, zeer getalenteerd en vroeg volwassen voltooit hij op zijn achttiende de vertaling van Tolstojs Anna Karenina. In diezelfde tijd leest hij de omvangrijke memoires van zijn landgenoot Alexander Herzen, Feiten en gedachten. Ginzburg besluit in de sporen te treden van een man die hij als zijn geestelijke vader herkent en als een intellectueel zijn leven te wijden aan de Europese geest, zijn waarden en cultuurgoed. Hij stopt met zijn rechtenstudie, gaat letteren studeren, en na zijn studie doceert hij Russische taal en literatuur aan de universiteit van Turijn. Daarnaast schrijft hij essays, richt met twee vrienden een uitgeverij op, is nauw betrokken bij de uitgave van de te publiceren boeken, maakt plannen voor de uitgave van een historische reeks en wordt hoofdredacteur van het tijdschrift La Cultura.

 

Waarom? Van de Grieken had hij geleerd dat het wezenskenmerk van cultuur de cultivering van de menselijke ziel is, en hij zag het als zijn intellectuele plicht om het beste van het Europese geestesgoed – dat vele eeuwen omspant en kosmopolitisch is – in de meest accurate uitgaven toegankelijk te laten zijn, opdat de mensen dankzij de door hem gepubliceerde teksten uit de wereld van het denken en de literaire verbeelding, inzichten zouden kunnen verwerven en zich wellicht een zekere menselijke wijsheid eigen zouden kunnen maken.

 

Cultuur, weet Ginzburg, is de verzameling van de vele wegen die de mensen kunnen bewandelen in hun zoektocht naar de waarheid over zichzelf en het menselijke bestaan. Uit trouw aan die waarheid maakte hij het overdragen van en het bijdragen aan de Europese cultuur tot zijn levenstaak.

 

Italië, eind twintiger jaren twintigste eeuw. Wanneer Leone Ginzburg met zijn levenstaak begint, is Mussolini met zijn fascisten aan de macht. Langzaam maar zeker komt het land in de greep van een bewind waarin alle wijsheid plaats moet maken voor absolute gehoorzaamheid.

 

Het klassiek humanistische ideaal om in waarheid te leven was eeuwenlang gedomineerd door de idee dat dit het best te realiseren is door de vita solitaria, het teruggetrokken, eenzame bestaan, weg van de wereld van de macht en de verlokkingen van de maatschappij. Maar Ginzburg is zich er met Herzen van bewust dat het teruggetrokken leven slechts een leugen zou zijn zodra absolute waarden als vrijheid en rechtvaardigheid in het gedrang komen en daarmee het voortbestaan van de beschaving zelf.

 

Vandaar dat hij, naast zijn culturele activiteiten, zich intensief met de politiek gaat bemoeien en samen met zijn beste vrienden – waaronder de fameuze Caffi, Nicola Chiaromonte, de broers van zijn aanstaande vrouw Natalia Levi – actief wordt in de antifascistische beweging. Want het fascisme is een leugen, die de fundamentele waarden van een Europese beschaving ontkent.

 

Voor Leone Ginzburg en zijn politieke vrienden volgen jaren waarin zij worden geconfronteerd met vervolging, arrestaties, gevangenschap en in 1940 wordt Ginzburg met zijn gezin verbannen naar een klein dorpje in de Abruzzen. Op 25 juli 1943 komt Mussolini ten val. Ginzburg gaat naar Rome om daar weer politiek actief te zijn. In september 1943 bezetten de nazi’s Italië. In november 1943 wordt hij opnieuw gearresteerd vanwege zijn werk voor een clandestiene krant van het verzet. De Italiaanse fascisten leveren hem over aan de Duitsers. In de staatsgevangenis van Rome schrijft hij Natalia een brief die zijn laatste levensteken zal blijken te zijn. Hij vertelt haar hoe hij voortdurend tracht zijn eigen angst te overwinnen en zich niet te laten bevangen door de zorgen om zijn eigen lot, maar gericht te blijven op wat zijn medemensen overkomt. Hij eindigt zijn brief met de woorden: ‘Wees dapper.’ Het is de socratische dapperheid die hij bedoelt: de moed om wijs te zijn; goed van kwaad te blijven onderscheiden; de zoektocht naar de waarheid trouw te blijven. Dapper zijn, zoals hij zelf dapper wil zijn.

 

Aanbevolen boeken van zijn echtgenote Natalia Ginzburg

Al onze gisterens, 1952.

Familielexicon, 1963.

De kleine deugden. Essays, 1961.

Alexander Herzen

juli 17th, 2015 by

Alexander Herzen, een in 1812 geboren Moscoviet, verlaat in 1847 definitief zijn vaderland, dat geregeerd wordt door de despoot Nicolaas I, om zich elders in Europa te wijden aan wat hij als zijn levensopdracht ziet: strijden voor de vrijheid en het recht van ieder op een menswaardig bestaan. Maar Herzen is geschokt door het Europa dat hij aantreft. In april 1850 schrijft hij op zijn hotelkamer in Parijs: ‘Het zichtbare, oude, officiële Europa slaapt niet – het sterft!’

 

Innerlijk verrot, moreel corrupt en slechts overeind gehouden door het gezag van het geweld – zo luidt Herzens diagnose van Europa’s gevestigde machten. Hij sympathiseert met hen die de revolutie prediken, maar hij huivert voor de consequenties van hun ideologische abstracties. ‘Waarom is het geloof in een hemels paradijs dwaas en het geloof in aardse utopieën niet dwaas?’, is een vraag die hij zijn vrienden voorhoudt. Want het enige dat de mens heeft, dat de mens moet hebben, is de vrijheid om zijn leven te leven, er zelf zin aan te geven.

 

‘Wanneer in plaats van de vrijheid het antimaterialistische en monarchistische principe zouden zegevieren, wijst u ons dan een plek aan, niet alleen waar wij met rust worden gelaten, maar waar ze ons niet zullen ophangen, verbranden of vierendelen, zoals dit nu in zekere zin gebeurt in Rome, Milaan, in Frankrijk en Rusland.’

 

Waar geen vrijheid is, kan geen cultuur bestaan, maar waar de cultuur gebannen is, is alle vrijheid betekenisloos en rest slechts willekeur en trivialiteit. De vrijheid die Herzen met hart en ziel wil verdedigen is de vrijheid die individuen tot persoonlijkheden kan vormen, die het de mensen mogelijk maakt om hun ziel te cultiveren en toonbeeld van menselijke waardigheid te laten zijn. Het is om deze vrijheid dat hij in Londen  De Vrije Russische Pers begint en het tijdschrift De Klok opricht. De redactionele doelstelling van dit tijdschrift formuleert hij als volgt:

 

Overal, in alles en altijd aan de kant te staan van de vrijheid, tegen onrecht, aan de kant van de kennis, tegen bijgeloof en geestdrijverij, aan de kant van het tot wasdom komende volk, tegen reactionaire regeringen–- dit zijn onze doelstellingen.

 

Aanbevolen

Alexander Herzen, Feiten en gedachten. Memoires, 1868.

Johan Polak

januari 30th, 2015 by

Johan Polak was al vanaf 1988 betrokken bij het plan om het tijdschrift uit te geven, dat Nexus is geworden. In zijn visie hoorde dit blad bij wat hij als zijn levensopgave zag: het bewaren van een cultuurgoed dat in deze eeuw al te vaak met volledige vernietiging was bedreigd en altijd kwetsbaar zou blijven. De uitgeverij Athenaeum, Polak en Van Gennep, Athenaeum Boekhandel, zijn privé-bibliotheek, zijn betrokkenheid bij tijdschriften als Merlyn, De Revisor, European Judaism en Nexus – het was allemaal ten dienste van deze taak die hij zichzelf gesteld had.

Zijn levenshouding – de klassieken die hij las, de poëzie die hij uit zijn hoofd kende, zijn ontzagwekkende encyclopedische kennis, en zijn bijzondere gevoel voor kwaliteit en schoonheid, zijn hoffelijkheid en bescheidenheid – werd bepaald door diezelfde dienstbaarheid. In zijn visie zou een beschaafd mens een permanent contra-punt moeten zijn van een tijd gekenmerkt door geweld en vergetelheid. Johan Polak was niet van deze tijd, hij was er tegen. Ook zijn bescheidenheid was meer dan een virtuoos geleefde stijlfiguur. Zij kwam mede voort uit zijn diepe overtuiging dat wie ook maar de geringste kennis heeft van de echte groten, alleen maar bescheiden kan zijn.

Een paar dagen voor zijn overlijden herhaalde Polak nog eens in een lang gesprek, wat hij al vaker had gezegd en in zijn woorden liggen de drijfveren van zijn aan de cultuur toegewijd leven besloten: ‘De Muze heeft deze planeet verlaten, en ik kan haar geen ongelijk geven. Als ik de Muze was, zou ik ook zijn gegaan. Ik twijfel er echter niet aan dat zij ooit zal wederkomen. Ons tijdschrift is daartoe een kleine bijdrage. Maar men haat cultuur en daarom moeten we ons van veel kritiek niets aantrekken. Het is bovendien nooit anders geweest. Cultuur is altijd een zaak van een kleine groep mensen en je moet niet vergeten dat ook de Renaissance met slechts veertig mensen begon. De Muze komt wel weer, alleen ik oude man zal dat niet meer beleven.’

Aanbevolen liteartuur

Johan Polak, Bloei der decadence. 1991.
Johan Polak, Het oude heden. 1992.

George Steiner

januari 30th, 2015 by

Op de laatste pagina van zijn Lessons of the Masters vat George Steiner de essentie van cultuur en geestelijke vorming in één zin samen:

‘Liberal education directs us to the dignitas in the human person, to its homecoming to its better self.’

Dit is de traditie van het Europese humanisme waarin hij, reeds op jonge leeftijd, door zijn vader werd onderwezen. Dit is de traditie waarin hij zelf een leraar werd op het moment dat hij zich realiseerde over een gave te beschikken: ‘To invite others into meaning.’

Aanbevolen literatuur

George Steiner, De idee Europa, 2004.
George Steiner, Universitas?, 2013.

 

Thomas Mann

januari 30th, 2015 by

Wat is de rechtvaardiging van het bestaan van de kunstenaar – ooit held van de maatschappij? Het is de vraag waar Thomas Mann zijn hele leven mee heeft geworsteld. Als in 1943 in zijn vaderland Hitler op het hoogtepunt van zijn macht is, begint de banneling in Californië aan Doktor Faustus, een meesterwerk over de crisis van de Europese cultuur en de verantwoordelijkheid van de kunstenaar. Waarom is de kunst in een crisis geraakt? Wat vermag de kunst? Kan kunst ‘verlossen’? Kan kunst nog wel ‘waar’ zijn? Is er wel een relatie tussen ‘esthetiek’ en ‘ethiek’? Heeft een kunstenaar een verantwoordelijkheid? Al deze vragen van Mann laten zich nog steeds stellen.

Onvermijdelijk werd Thomas Mann mijn opvoeder, zijn werk mijn ‘Pädagogische Provinz’. Hij is mijn intellectuele, morele en esthetische maatstaf geworden. Dankzij zijn werk maakte ik kennis met de Europese geest.

Thomas Mann leerde mij dat het wezen van religie weinig met kerken en dogmatische leerstellingen te maken heeft, maar alles met het besef dat de mens zichzelf een geheim is en altijd zo zal blijven. Dat de mens een religieus wezen is, omdat ondanks zijn vergankelijke natuur, hem de geest, het absolute gegeven is: wij weten van waarheid, gerechtigheid, goedheid, vrijheid, eeuwigheid.

Dankzij Mann ging ik de kunst bevragen op haar mogelijkheden en de kunstenaar en intellectueel op zijn verantwoordelijkheden. Zo ging ik mij verdiepen in wat met het schrijven van De Toverberg het grote thema in het oeuvre van Thomas Mann is geworden: ‘das Problem der Humanität’ – wat is de mens en hoe bewaart hij zijn menswaardigheid? Het antwoord dat Mann op deze vraag uiteindelijk formuleerde, vond ik des te geloofwaardiger omdat hij niet zonder innerlijke strijd en het herzien van oorspronkelijke overtuigingen tot het inzicht was gekomen dat alleen een humanisme waarin de mens de maat is en niet een systeem, waarin geen bovennatuurlijke antwoorden worden verwacht maar de mens zichzelf verantwoordelijk weet, dat alleen deze levensvisie de mens zou kunnen beschermen tegen de macht van de veelkoppige draak die de mens zijn waardigheid, waarheid en vrijheid steeds weer wil ontnemen.

Het Europees humanisme waar Mann zijn leven aan zou wijden, is geen filologie en heeft evenmin met wetenschappelijke geleerdheid te maken. Het is primair de tegenhanger van elke vorm van fanatisme. Het is een levenshouding, een levensstemming verlangend naar gerechtigheid en vrijheid, het kent de hoffelijkheid van het hart en twijfel uit zorg om de waarheid. In plaats van tegenstellingen zoekt het het midden tussen wereld en geest, gemeenschap en individu, democratie en aristocratie, rede en geloof. Dit humanisme weet van de tragiek en de dood, maar ook van de noodzaak tot levenslange oefening in het verwerven van waarden die sterker zijn en blijven. Het negeert de grote levensvragen niet, maar is zich ook bewust dat cultuur en politiek niet mogen worden gescheiden; want esthetiek, moraal en politiek horen alle drie tot het domein van de humaniteit, en vormen gezamenlijk de totaliteit van het menszijn. Dat je de krant wél moet lezen en de politiek niet mag negeren, is een belangrijke les die de hoofdpersoon Hans Castorp op het allerlaatst ook nog leert.

Geestelijke en morele vorming, de Europese cultuur en haar meesterwerken, blijven in het humanisme van Mann van het allergrootste belang, juist omdat zij, tegen de tijd en de machtshonger van de veelkoppige draak in, de mensen kan helpen mens te worden. Dat wil zeggen: vrij en in waarheid te leven.