Leermeesters

Thomas Mann

Wat is de rechtvaardiging van het bestaan van de kunstenaar – ooit held van de maatschappij? Het is de vraag waar Thomas Mann zijn hele leven mee heeft geworsteld. Als in 1943 in zijn vaderland Hitler op het hoogtepunt van zijn macht is, begint de banneling in Californië aan Doktor Faustus, een meesterwerk over de crisis van de Europese cultuur en de verantwoordelijkheid van de kunstenaar. Waarom is de kunst in een crisis geraakt? Wat vermag de kunst? Kan kunst ‘verlossen’? Kan kunst nog wel ‘waar’ zijn? Is er wel een relatie tussen ‘esthetiek’ en ‘ethiek’? Heeft een kunstenaar een verantwoordelijkheid? Al deze vragen van Mann laten zich nog steeds stellen.

Onvermijdelijk werd Thomas Mann mijn opvoeder, zijn werk mijn ‘Pädagogische Provinz’. Hij is mijn intellectuele, morele en esthetische maatstaf geworden. Dankzij zijn werk maakte ik kennis met de Europese geest.

Thomas Mann leerde mij dat het wezen van religie weinig met kerken en dogmatische leerstellingen te maken heeft, maar alles met het besef dat de mens zichzelf een geheim is en altijd zo zal blijven. Dat de mens een religieus wezen is, omdat ondanks zijn vergankelijke natuur, hem de geest, het absolute gegeven is: wij weten van waarheid, gerechtigheid, goedheid, vrijheid, eeuwigheid.

Dankzij Mann ging ik de kunst bevragen op haar mogelijkheden en de kunstenaar en intellectueel op zijn verantwoordelijkheden. Zo ging ik mij verdiepen in wat met het schrijven van De Toverberg het grote thema in het oeuvre van Thomas Mann is geworden: ‘das Problem der Humanität’ – wat is de mens en hoe bewaart hij zijn menswaardigheid? Het antwoord dat Mann op deze vraag uiteindelijk formuleerde, vond ik des te geloofwaardiger omdat hij niet zonder innerlijke strijd en het herzien van oorspronkelijke overtuigingen tot het inzicht was gekomen dat alleen een humanisme waarin de mens de maat is en niet een systeem, waarin geen bovennatuurlijke antwoorden worden verwacht maar de mens zichzelf verantwoordelijk weet, dat alleen deze levensvisie de mens zou kunnen beschermen tegen de macht van de veelkoppige draak die de mens zijn waardigheid, waarheid en vrijheid steeds weer wil ontnemen.

Het Europees humanisme waar Mann zijn leven aan zou wijden, is geen filologie en heeft evenmin met wetenschappelijke geleerdheid te maken. Het is primair de tegenhanger van elke vorm van fanatisme. Het is een levenshouding, een levensstemming verlangend naar gerechtigheid en vrijheid, het kent de hoffelijkheid van het hart en twijfel uit zorg om de waarheid. In plaats van tegenstellingen zoekt het het midden tussen wereld en geest, gemeenschap en individu, democratie en aristocratie, rede en geloof. Dit humanisme weet van de tragiek en de dood, maar ook van de noodzaak tot levenslange oefening in het verwerven van waarden die sterker zijn en blijven. Het negeert de grote levensvragen niet, maar is zich ook bewust dat cultuur en politiek niet mogen worden gescheiden; want esthetiek, moraal en politiek horen alle drie tot het domein van de humaniteit, en vormen gezamenlijk de totaliteit van het menszijn. Dat je de krant wél moet lezen en de politiek niet mag negeren, is een belangrijke les die de hoofdpersoon Hans Castorp op het allerlaatst ook nog leert.

Geestelijke en morele vorming, de Europese cultuur en haar meesterwerken, blijven in het humanisme van Mann van het allergrootste belang, juist omdat zij, tegen de tijd en de machtshonger van de veelkoppige draak in, de mensen kan helpen mens te worden. Dat wil zeggen: vrij en in waarheid te leven.