Precies 75 jaar nadat het Congres van Europa plaatsvond in Den Haag – waar Winston Churchill, Konrad Adenauer, Raymond Aron, Bertrand Russell, een jonge François Mitterrand, en andere politici en intellectuelen het zaad zaaiden waaruit een Europese Unie zou groeien – en precies twintig jaar nadat George Steiner zijn beroemde Nexus-lezing De idee Europa hield, ontvouwde president Emmanuel Macron in zijn Nexus-lezing zijn ideeën over de toekomst van Europa. Nu na te lezen in Nexus 93.
Wie denkt niet aan onze eigen beklagenswaardige tijd bij het lezen van de imposante toespraak die Victor Hugo op 10 november 1848 in het Franse parlement hield, in het kader van een wetsvoorstel om te bezuinigen op kunst en cultuur:
‘De voorgestelde bezuinigingen op het budget van letteren, kunsten en wetenschap zijn in dubbel opzicht slecht. Vanuit financieel opzicht zijn ze onbeduidend en vanuit alle andere opzichten zijn ze schadelijk. Deze bezuinigingen doen in één klap het geheel van beschavende instellingen wankelen dat als het ware de basis vormt van het Franse gedachtegoed. En welk moment kiest men daarvoor? En dit is mijns inziens de ernstige politieke fout waar ik u aan het begin al op wees; welke moment kiest men om al die instellingen op losse schroeven te zetten? Het moment waarop ze harder nodig zijn dan ooit, het moment waarop ze juist niet beperkt mogen worden, maar waarop we ze moeten uitbreiden en vergroten. Want wat is het effect, wat is het grote gevaar van de huidige situatie? Onwetendheid. Onwetendheid meer nog dan armoede.’
Nadia Boulanger – oud-leerling van Fauré, bevriend met Stravinsky, docente van onder andere Yehudi Menuhin en Leonard Bernstein – merkt in het fascinerende gesprek met Bruno Monsaingeon op:
‘Het zou absurd zijn te geloven dat fundamentele onwetendheid kan bijdragen tot het ontplooien van de persoonlijkheid. Leren en weten zijn toevoegingen aan de puur intuïtieve gevoelens van degenen die van nature van muziek houden. Ik kreeg onlangs een brief van een oudleerling die me bijzonder heeft getroffen: ‘Toen ik bij u op les kwam, deed u de volgende nogal onaangename uitspraak, als ik dat zo mag zeggen: “Of u geeft er uw hele leven aan, of u houdt op met muziek!” ’Maar de belangrijkste voorwaarde voor alles wat je doet, en niet alleen in de muziek, moet staan in het teken van uitverkiezing, liefde, hartstocht; je moet het doen omdat je meent dat het heerlijke avontuur van het leven volledig afhankelijk is van de sfeer die je zelf schept door je enthousiasme, je overtuiging en je begrip; maar zonder gedegen techniek kun je niets uitdrukken van wat je ten diepste voelt. En daar ligt de rol van de leraar.’
Afspeellijst van Nadia Boulanger op Spotify.
In 1870 geeft Friedrich Nietzsche in Basel zes lezingen. Zich er terdege van bewust dat onderwijs bij uitstek een weerspiegeling is van de samenleving, leek het hem een goed idee om het onderwerp ʽÜber die Zukunft unserer Bildungs-Anstaltenʼ te kiezen.
Wat Nietzsche een geboeid publiek voorhoudt, is de overtuiging dat er enerzijds om politiek-economische redenen een vermeerdering en uitbreiding van het onderwijs wordt nagestreefd, maar dat anderzijds het culturele aspect van het onderwijs wordt vervlakt en uitgehold. Het onderwijs staat in het teken van het nut, of beter gezegd in het teken van salaris.Vanuit deze optiek studeert de mens om ‘op de hoogte’ en ‘bij de tijd te blijven’, om alle manieren te leren kennen waarop het gemakkelijkste geld kan worden verdiend. Het onderwijs heeft tot taak gekregen ‘courante’ mensen te vormen, mensen die zo mogelijk even inzetbaar en inwisselbaar zijn als courante munt.
De heersende moraal verfoeit onderwijs dat eenzaam maakt, onderwijs dat veel tijd vergt en dat doelen stelt die geld en handel overstijgen. De moderne mens verlangt het tegendeel: snel onderwijs om in korte tijd een geldverdienend wezen te kunnen worden en toch onderwijs dat grondig genoeg is om een zeer-veel-geldverdienend wezen te kunnen worden. Het moderne onderwijs gunt de mens geen cent meer cultuur dan gunstig is voor de economie, maar dit minimum aan cultuur is verplicht. Er bestaat niet langer een school voor beschaving, omdat de aristocratische geest van ware beschaving wordt gehaat en gevreesd. Gymnasia zijn gedegradeerd tot bolwerken van geleerde vetzucht en snobisme; de eigenlijke filosofie is van de universiteit verbannen. Het cultuurideaal is dat van de massamedia: zinloos, stijlloos, karakterloos, even weinig betrouwbaar en duurzaam als krantenpapier. Aldus de 27-jarige hoogleraar Friedrich Nietzsche.
Het gevoel dat Nietzsche bevangt, omschrijft hij als Kultur-Herbst-Gefühl. De Europese cultuur is aan het sterven, het fundament waarin ze geworteld is, verdwijnt. De gevolgen laten zich gemakkelijk voorspellen: moraal en metafysica kunnen niet langer bestaan; Bildung moet plaatsmaken voor nuttige kennis; kunst zal haar betekenis verliezen en meesterwerken worden irrelevant; het enige recht dat rest, is het recht van de sterkste; de samenleving zal zich overgeven aan idolen om de eigen onbenulligheid te vergeten, en als de roes van de vergetelheid is uitgewerkt, ontwaakt het nihilisme en baart zijn twee boosaardige kinderen: terreur en barbarij.
‘Kultur-Herbst-gefühl’: Ulysses van James Joyce, Der Mann ohne Eigenschaften van Robert Musil, Les Thibault van Martin du Gard, Moses und Aron van Arnold Schönberg, de poëzie van Celan, de werken van Duchamp en Mondriaan, de beschouwingen van Freud en zo verder – zoveel meesterwerken in de twintigste eeuw zijn een expressie van de cultuurcrisis die zo meedogenloos door Nietzsche is beschreven.
Nietzsche’s vrees voor het wankelen van het fundament van de Europese cultuur heeft nog niets aan actualiteit ingeboet en werpt een verhelderend licht op de eindeloze discussies over het ‘maatschappelijke nut’ van de humaniora. Maar waartoe dient culturele vorming eigenlijk? De ware Bildung kenmerkt zich door een omgang met de culturele tradities, een kennis die de kritische geest van mensen scherpt opdat zij zelf kunnen oordelen wat goed en wat niet goed is, wat wel of niet de moeite waard is.
Nietzsche leert dat opvoeden, de kunst een mens tot mens op te voeden, primair een vorm van bevrijding is, en alleen zij die zelf vrij zijn, kunnen ons opvoeden, dat wil zeggen, ons voorbeeld zijn: de ware filosoof en ware kunstenaar. Zij zijn de onaangepasten die ons kunnen verheffen uit de stroom van angst voor eenzaamheid en onzekerheid. Zij zijn het die ons aanmoedigen zelf te ontdekken wat het bestaan eigenlijk waard is, wat de diepste betekenis van je leven is en wat jij met de jou gegeven tijd en talenten moet doen. Zij zijn het die het leven in zijn totaliteit tonen en zeggen: ga je eigen weg – dat heb ik ook gedaan. Nietzsche waarschuwt dat we deze opvoeding – de enige echte vorming – bij uitstek niet zullen vinden bij de instituties die bestaan bij de gratie van de pretentie wel die vorming te bieden: de universiteiten.
Aanbevolen
Aristoteles, Ethica Nicomachea, 350 v. Chr.
Friedrich Nietzsche, ‘Über die Zukunft unserer Bildungsanstalten. Sechs öffentliche Vorträge‘, 1872.
George Steiner, Universitas?, 2012.
Nexus 67, School der beschaving, 2014.
In zijn rede – uitgesproken aan de koninklijke universiteit van Napels – bij de opening van het academisch jaar in 1708 – stelt Giambattista Vico de vraag welke methode nu het meest geschikt is om de waarheid te achterhalen: de nieuwe door Descartes beleden, methode met haar nadruk op de ratio, en de natuurwetenschappelijke waarheden, of de humanistische cultuurstudie van de klassieken met hun wijsheidsideaal. Vico verwelkomt het kritische inzicht van de modernisten maar pleit tegelijk voor het niet verontachtzamen van het culturele geheugen, de welsprekendheid, de morele en historische kennis. Tegelijk waarschuwt hij voor de scheiding der wetenschappelijke disciplines: ‘Het onderwijs is hierdoor zo verbrokkeld en vaak ook zo slecht dat leerlingen op deelgebieden soms zeer geleerd mogen zijn, maar dat ze over het geheel normen en dat is toch de bloem van de wijsheid – geen gedegen opleiding hebben genoten.’
De universiteiten kennen het ideaal van Vico – het universitas-ideaal – niet meer. Zij worden bevolkt door specialisten, die heel veel van heel weinig weten; en de zorg om een gedegen opleiding heeft plaatsgemaakt voor een droefgeestig streven naar ‘studeerbaarheid’. Anderzijds klinkt in de intellectuele wereld de al te luide stem van de media-simplisten die van alles heel weinig weten, en toch met de grootste stelligheid hun meningen verkondigen.
Het cultuurfilosofisch tijdschrift Nexus biedt ruimte aan een pluriform streven naar waarheid, opdat in het collectieve geheugen de morele en historische kennis niet wordt veronachtzaamd.
Aanbevolen
Giambattista Vico, Over aard en doel van de moderne wetenschap, 1708.
George Steiner, Universitas?, 2012.