Literatuur

Thomas Mann

De toverberg, 1924

Net als de hoofdpersoon Hans Castorp zocht ik een antwoord op de vragen: wat is de mens en wat is leven? Wat heeft waarde? Wat is tijd? Met hem hoorde ik de uiteenzettingen aan van de sympathieke maar ook breedsprakige Italiaan Settembrini, verklaard humanist met een heilig geloof in de macht van het woord als het wezen van de mens. Want, zo meende hij, het humanisme, alle menselijke waardigheid, alle respect voor de mens en alle menselijke zelfrespect waren onlosmakelijk met het woord, de literatuur en de rede verbonden. Alle beschaving en zedelijke vervolmaking ontsproot aan de geest der literatuur, tevens geest van humaniteit en politiek.

En met evenveel belangstelling luisteren wij naar de heer Naphta. Minder sympathiek, nors en gesloten, maar zeker zo erudiet en intelligent, een man die geen enkel vertrouwen in de menselijke rede heeft en ervan overtuigd is dat de mens van nature liever gehoorzaam is aan de autoriteit van het geloof dan de last van de vrijheid draagt.

Onze Italiaanse vriend protesteert heftig en maant ons niet te luisteren. Maar ofschoon zowel persoon als opvattingen van de humanist ons meer dierbaar zijn, begrijpen wij dat er toch een pijnlijke waarheid kan schuilen in wat de opponent van de humanist beweert.

We wandelen terug naar onze kamer en gelegen op ons balkon bepeinzen wij in de ijle buitenlucht of er niet meer is dan de keuze tussen rede en geloof; seculier humanisme of religie; het vrije individu of gemeenschap; het optimistische geloof in vooruitgang of het pessimisme over de demonie van de menselijke natuur en de onvermijdelijke ondergang van de vrijheid.
Op een dag laat Castorp zich met een kabelbaan naar de hoogvlakte brengen en omringd door de oerstilte die daar heerst, skiet hij door de eenzame witte leegte. Het begint zachtjes te sneeuwen, maar in zijn jeugdige overmoed kan hij daar alleen maar meer van genieten. De sneeuw wordt echter een storm en met veel geluk treft hij een houten keet, die echter gesloten blijkt. Een flacon met port moet tegen de ijzige kou van de stormwind helpen en uitgeput overvalt hem een dronkenmansslaap waarin hij zijn droom droomt.

Pas in deze droom begrijpt hij dat de mens zijn waardigheid ontleent aan het feit hoger te zijn dan alle tegenstellingen. De dood valt niet weg te denken uit het leven, maar de liefde staat tegenover de dood, niet de rede, want de liefde is sterker. In zijn droom bedenkt hij dat hij de dood niet zal negeren, maar dat de dood nooit ons denken en handelen mag bepalen, omdat trouw aan de dood en het verleden niets anders is dan boosaardigheid, duistere wellust en vijandschap jegens de mens. De mens mag omwille van de goedheid en de liefde de dood geen heerschappij toestaan over zijn gedachten. Dat is de droom, de beroemde droom van Hans Castorp. De storm waait over, hij komt veilig terug in het sanatorium, zijn droom verglijdt uit zijn gedachten, maar onbewust, ergens in zijn ziel, zal hij niet vergeten wat hij als mens zou moeten zijn.