Non-fictie

José Ortega y Gasset

De opstand der horden, 1930

Aan het einde van de jaren twintig van de vorige eeuw publiceert de Spaanse cultuurfilosoof José Ortega y Gasset een serie krantenartikelen die hij in 1930 bundelt onder de titel  – De opstand der horden. Zijn maatschappijanalyse is ingegeven door de verbazing en zorg over wat hij beschouwt als de paradox van het democratische tijdperk. Het is het tijdperk waarin de samenleving zich bevrijdt van het juk van de tiran en de kerk,  van aristocratie en feodale heerschappij. Technologische vooruitgang biedt onder meer grotere bewegingsvrijheid, media verbreden de blik op de wereld en het politiek bestuur wordt steeds democratischer. Europa staat op de drempel van een vrije samenleving waarin grenzen kunnen worden geslecht, de individuele vrijheid wordt gerespecteerd, eigen Verantwoordelijkheid geïmpliceerd en de geestelijke waarden van de Europese beschaving gecultiveerd.

De paradox die Ortega y Gasset constateert, is dat juist deze historische kans wordt afgewezen door een nieuw type mens dat snel aan invloed wint in de maatschappij: de massamens. Zijn term verwijst niet naar een kwantiteit maar naar een kwaliteit, naar een bepaald soort geestesgesteldheid of beter: een gebrek aan geest. Bovendien manifesteert de massamens zich onder alle standen, bij arm en rijk, geletterd en ongeletterd. De opkomst de opstand! van de massamens is volgens Ortega y Gasset een directe bedreiging van de waarden en idealen van de liberale democratie en het Europese humanisme; tradities waarin de geestelijke ontwikkeling van het vrije individu het fundament vormt van een vrije, open samenleving.

Maar de massamens is een geheel andere mens- en maatschappijvisie toegedaan. De massamens wil niet geconfronteerd, laat staan belast worden met geestelijke waarden. Er is geen maat, waarde of waarheid die boven hem gesteld kan worden, die hem beperkingen zou kunnen opleggen. Voor de massamens dient het leven altijd gemakkelijk en overvloedig te zijn, de tragiek van het bestaan kent hij niet. Alles is geoorloofd, want beperkingen zijn er niet. Geestelijke inspanningen zijn niet nodig. De massamens is voldaan met zichzelf en gedraagt zich als een verwend kind. Luisteren, zijn eigen mening kritisch toetsen, rekening houden met anderen, zijn evenmin noodzakelijk. Dit alles versterkt zijn gevoel van macht, zijn zucht tot heersen. Alleen hij en zijn soortgenoten tellen, de rest dient zich aan te passen. De massamens heeft dan ook altijd gelijk en argumenten hoeft hij niet te geven. Ongeoefend en niet van zins zich te oefenen in de taal van de rede, kent hij slechts één taal, de taal van het lichaam: geweld. Wat anders is, wat buiten hem staat, mag niet bestaan. Zelf verafschuwt hij het om anders dan de massa te zijn. Hij past zich aan met de mode voor het uiterlijk en de massamedia voor zijn mening als geriefelijke hulpmiddelen. Tegelijk kan en wil hij niet onderscheiden.

De massamens denkt niet. Vrij van alle geestelijke inspanning, maat of waarheid als richtsnoer, waart hij doelloos door het leven. Om toch een houvast te hebben als compensatie voor het gebrek aan geestelijk evenwicht, klampt hij zich vast aan het gewicht van de massa, dat hem door het leven moet leiden. Het twintigste-eeuwse fenomeen van massagedrag, hypes en (sport)hysterie, is niet het gevolg van de veelheid, maar van een ingrijpende consequentie van de psyche van deze hoogst moderne, van de geest bevrijde mens. Angst en begeerte regeren het gedrag van de massa. En wanneer deze massa gaat regeren, wanneer de democratie massademocratie is geworden, dan zal de democratie ophouden te bestaan.

Democratie als ‘the government of the people, by the people, for the people’ gevleugelde woorden van Abraham Lincoln is altijd het ideaal geweest van een maatschappij waarin alle mensen vrij en gelijkwaardig zijn, de tirannie en de barbarij gebannen; rede, redelijkheid en weldenkendheid heersen. Het is de verwezenlijking van het hoogste beschavingsideaal. De massademocratie daarentegen zal onvermijdelijk resulteren in het tegendeel van democratie: despotisme, verval van waarden en uiteindelijk totalitarisme.

In de analyse die Ortega y Gasset eind jaren twintig maakt, is het voor hem evident dat met de groeiende macht van de massamens de totalitaire bewegingen van zijn tijd (fascisme, nazisme, bolsjewisme) weldra de totale macht kunnen en zullen grijpen. Want dat is de voornaamste karakteristiek van de massamens: uiteindelijk wil hij de vrijheid niet.

Aanbevolen

Fjodor Dostojevski, De gebroeders Karamazov, 1880.
José Ortega y Gasset, De opstand der horden, 1930.
Karl Popper, De open samenleving en haar vijanden, 1945.