Waarden

Cultuurpaleizen

Hoe kun je het goede behouden, hoe kun je dat wat van waarde is, laten voortbestaan? Het antwoord daarop is even praktisch als eenvoudig: je hebt een geheugen nodig, en dus een bibliotheek! Net zoals je een orkest of een museum nodig hebt. In deze tempels voor de muzen krijgt onze collectieve herinnering vorm, wordt ze bewaard en doorgegeven aan toekomstige generaties. Zonder geheugen, zonder bibliotheek kan geen beschaving bestaan, net zo min als zij zonder vrijheid kan, de vrijheid die we nodig hebben om al wat van waarde is op onze eigen wijze vorm te geven.

De ironie van onze tijd is dat wij Europeanen, levend in welvaart en democratie, op dit moment vooral bezig zijn onze bibliotheken te sluiten, onze orkesten te ontmantelen, te bezuinigen op onze musea. En dat terwijl deze plaatsen bij uitstek het oude en het nieuwe, traditie en vooruitgang verenigen en zo de collectieve herinnering vormgeven en bewaren.

Het weten, het weten van je eigen leven, wordt gevoed door de herinnering. Mijn liefde voor het boek en de wereld van boeken is, zo weet ik nu al te goed, onlosmakelijk verbonden met mijn herinnering aan het ontzag dat ik als kind bij mijn moeder bespeurde wanneer wij samen in een boekhandel waren. Zij zijn nu bijna allemaal verdwenen, maar toen waren ze er nog, de winkels waar een serene rust heerst, de eigenaar zelf aanwezig is, de boekverkopers belezen en gepassioneerde mensen zijn die hun klanten al die boeken laten ontdekken en kopen waarvan ze het bestaan niet kenden. Ik was te jong om te kunnen beseffen welke literaire en intellectuele schatten in die mooie houten kasten verzameld waren. Maar uit het gedrag en de opmerkingen van mijn moeder begreep ik dat boeken iets heel bijzonders en kostbaars waren, want daarin vond je kennis.

Dat het bezit van boeken oneindig meer waard is dan het bezit van geld, dat in een beschaafde samenleving een echte boekhandel belangrijker is dan een bank, ook dat besef is diepgeworteld in mijn herinneringen. Wat ik nimmer zal vergeten, is hoezeer ‘school’ en ‘studeren’ door mijn moeder als een bijzonder voorrecht werden beschouwd, waar je  ‘dankbaar’ voor moest zijn: ‘Je mag naar school; je krijgt de kans om te studeren.’ Haar was het niet vergund, des te meer gunde zij haar kinderen de mogelijkheid te leren en zich te laten onderwijzen opdat ze zo hun talenten zouden kunnen ontplooien.

En toch. Hoe belangrijk de wereld van boeken en het onderwijs volgens haar ook waren, dat was toch niet ‘de universiteit van het leven’ die zij had doorlopen. Zij was ervan overtuigd dat deze leerschool niet alleen de moeilijkste, maar ook de belangrijkste is. Want al waren daar geen hoogleraren en kon je je er niet bekwamen in ‘geleerdheid’, wijs zou je er wel kunnen worden. Want de kennis die de universiteit van het leven je biedt en die geen enkele andere onderwijsinstelling je kan bieden, is: ervaring, levenservaring. En zonder levenservaring geen levenswijsheid.

Ook voor Socrates was het leven zelf de toetssteen van alle kennis en weinig had hij op met de leeghoofdige eruditie van een Euthydemus, die werkelijk van mening was dat hij, omdat hij alle boeken had gelezen, geschikt was om leiding te geven aan de stadstaat Athene. Met onverholen ironie kan Socrates niet nalaten hem te vragen: ‘Al heb je alle boeken gelezen, maar je kent jezelf niet, wat weet je dan? Al beschik je over alle geleerdheid en je kent de mensen niet, wat kun je dan?’